Typografen kregen gasthuis tegen wil en dank

 

In 1903 kregen de Groninger typografen een eigen complex woningen. Aanvankelijk was het de bedoeling dat de huizen gewoon aan een of enkele straten zouden worden gebouwd, maar de bouwvergunning bleef uit. Het gemeentebestuur vreesde doodlopende straten en om dit probleem te omzeilen besloten de typografen een hofje te bouwen. De geschiedenis van het enige Nederlandse ‘typografengasthuis’ is in een boek vastgelegd dat bij het 100-jarig bestaan van het gasthuis verscheen.

Volgens het boek 'Het Typografengasthuis in Groningen' worden er rond 1477 voor het eerst gedrukte boeken op de Groningse jaarmarkt verkocht. Pas in de negentiende eeuw groeit het boekenvak aanzienlijk. Hiervoor zorgen de eerste landelijke Schoolwet (1801) en de wet tegen de nadruk (1803) en in 1810 ontstaat het Groninger Boekverkoopers College. Niet lang daarna besluiten ook de werknemers in het Groningse boekenvak zich te organiseren. Zij vormen een onderling hulpfonds ‘Ter tegemoetkoming bij sterfgevallen’.

Als Groningen in 1826 wordt getroffen door een malaria-epidemie, waarbij ongeveer een tiende van de bevolking het leven laat, kan het fonds weinig betekenen. Boekverkoper en drukker Jan Oomkens start daarom met zijn Haagse college Van Cleef een inzamelingsactie tot vorming van een omvangrijker fonds ‘ter ondersteuning van zieke en behoeftige boekdrukkers-, boekverkoopers- en boekbindersbedienden en hun gezinnen’. Zo ontstaat in 1826 het Typografen Ziekenfonds. Het bestuur wordt gevormd door drie patroons en twee bedienden.

In 1862 wordt het ziekenfonds uitgebreid met een invalidenfonds, dat het karakter heeft van een pensioenfonds en later daarom ook zo wordt genoemd. Hoewel de werknemers van de leden van het Groninger Boekverkoopers College verplicht lid zijn van het fonds en de contributie in 1859 fors wordt verhoogd, groeit het nauwelijks. Dit leidt ertoe dat de typografen besluiten op zoek te gaan naar middelen om meer geld te genereren. Zeven typografen leggen op 22 augustus 1891 hun ideeën voor aan het Groninger Boekverkoopers College. Een van de ideeën betreft het bouwen van arbeiderswoningen en op 19 december besluiten de boekverkopers dat voorzitter Popko Noordhoff en administrateur L. van Giffen op zoek mogen naar een bouwterrein.

Het duurt tot maart 1896 voor zij aan de Singelweg (de huidige Petrus Campersingel) tussen de leerlooierij van Otte Lommerts en een terrein van woningbouwvereniging Werkmanssteun een geschikt stuk grond vinden. Doordat rijksbouwkundige Arend van Otterloo een bouwplan maakt dat aansluit op dat van Werkmanssteun, bekijkt het gemeentebestuur beide plannen samen. Omdat er voor het achterliggende gebied nog geen plannen zijn, vrezen B&W het ontstaan van doodlopende straten of sloppen en blijft een bouwvergunning uit. Ook een gewijzigd tweede en derde bouwplan krijgen niet de goedkeuring van de gemeente.

Ten einde raad doen de typografen in het najaar van 1897 het Groninger Boekverkoopers College het voorstel om niet aan een straat te bouwen, maar in een hofje. Op zo’n manier kan het probleem van de doodlopende straat worden omzeild. De boekverkopers willen nog wachten, maar als Werkmanssteun haar plannen intrekt en B&W willen gaan werken aan een algemeen uitbreidingsplan, is ook hun geduld op.

Omdat geen van de drie plannen van Arend van Otterloo het heeft gehaald, willen de boekverkopers van de rijksbouwkundige af. Maar dat gaat niet zomaar. Van Otterloo wil 1% van de door hem geraamde bouwkosten van ƒ50.282,50. Het Boekverkoopers College vindt vijfhonderd gulden veel te veel en komt met een tegenvoorstel van ƒ86,32. In het voorjaar van 1899 gaan de partijen in koffiehuis De Pool op de Grote Markt om de tafel en op voorstel van administrateur Van Giffen vinden Noordhoff en Van Otterloo elkaar uiteindelijk in een bedrag van ƒ400.

De nieuwe architect Kornelis Henricus Holthuis dient op 24 december 1901 een bouwplan voor een gasthuis bij de gemeente in. Ook nu wordt de bouwvergunning niet direct verstrekt. B&W willen eerst een reglement zien van het Typografenfonds en van het gasthuis en zo duurt het nog tot de zomer van 1902 voor de bouw daadwerkelijk begint.

Op 20 oktober 1903 wordt het gasthuis opgeleverd en enkele weken later komen de bewoners. Op enkele bejaarde typografen na, moeten de bewoners huur betalen. De leden van het Typografenfonds betalen minder dan de anderen. De meeste huurders zijn letterzetters, maar er komen ook timmerlieden wonen, die werken in de door W. Kortrijk op het terrein van Werkmanssteun gebouwde fabriek.

Hoewel het gasthuis in 1972 in particuliere handen overgaat, blijft het als complex bestaan zodat nu het 100-jarig bestaan kan worden gevierd.