BEGINREEKS 203 (van KAROLINGEN tot SOLMS)
Zie voor de oudere schakel eerst pag. / en 156 bij: 1/100 (c.q. 1/200) Karel de Grote, tr. Hildegard.
Lit.:
(generatie 2-4)
- J.F. Böhmer, Regesta Imperii, I: Die Regesten des Kaiserreichs unter den Karolingern 751-918,
bearb. von Engelbert Mühlbacher u. A., 2. Aufl. Innsbruck (Universitatsverlag Wagner) 1908
[reprint: Hildesheim (Olms) 1966];
- Pierre Riché, Les Carolingiens; une familie qui fit l'Europe. Paris (Hachette) 1983;
- Rosamund McKitterick, The Frankish Kingdoms under the Carolingiens 751-987. London —
New York (Longman) 1983;
- Theodor Schieffer, Das Karolingerreich, in: Handbuch der europaischen Geschichte, hrsg. von
Theodor Schieder, Bd. I. Stuttgart (Klett-Cotta) 1976, pag. 527-664 [omvat mede een paragraaf
Nord- und Mittelitalien (888-962), pag. 649-666 ald.].
(generatie 2)
- Theodor Schieffer, Ludwig der Fromme, in: Neue Deutsche Biographie, Bd. 15. Berlin
(Dunckeru. Humblot) 1987, pag. 311-318;
- Josef Semmler, Ludwig der Fromme (814-840), in: Kaisergestalten des Mittelalters, hrsg. von
Helmut Beumann. München (C.H. Beek) 1984, pag. 28-49 [beide met uitgebreide literatuurop
gave];
- Theodor Schieffer, Kaiserin Judith, in: Neue Deutsche Biographie, Bd. 10. Berlin (Duncker u.
Humblot) 1974, pag. 639-640;
- F. L. Ganshof, diverse van zijn opstellen, gedeeltelijk daartoe in het Engels vertaald, in zijn The
Carolingians and the Frankish Monarchy; Studies in Carolingian History. London (Longman)
1971.
(generatie 3-4)
- Theodor Schieffer, Lothar I, alsmede Lothar II, in: Neue Deutsche Biographie, Bd. 15. Berlin
(Duncker u. Humblot) 1987, pag. 210-216, resp. 216-220;
-- Engelbert Mühlbacher, Deutsche Geschichte unter den Karolingern. Stuttgart (Cotta) 1896 [reprint: Darmstadt (Wissenschaftliche Buchgesellschaft) 1972], pag. 504-537;
- R. Parisot, Le royaume de Lorraine sous les Carolingiens (843-923). Paris 1898;
- Boehmer-Mühlbacher, Regesta Imperii I [zie hierboven], pag. 524-557;
- K. Heidecker, Lotharius verstoot Teutberga en neemt Waldrada; politieke kwesties tijdens de
regering van Lotharius II (855-869), in: Vrouw, familie en macht; bronnen over vrouwen in de
Middeleeuwen, onder red. van [o.a.] M. Mostert. Hilversum (Verloren) 1990, pag. 127-145.
(generatie 5-7)
- Ludo Moritz Hartmann, Geschichte Italiens im Mittelalter, 3 Bde. Gotha u. Leipzig 1897-1911
[onderdeel van de Geschichte der europaischen Staaten, uitg. door A. Heeren en H. Ukert,
nadien als Allgemeine Staatengeschichte voortgezet door Wilhelm von Giesebrecht en Karl
Lamprecht];
- C. W. Previté-Orton, Italy in the Tenth Century, in: The Cambridge Medieval History, vol. III.
Cambridge (University Press) 1922 [herdruk 1936], pag. 148-178 [met uitgebreide bibliografie
op pag. 594-603];
- Chris Wickham, Early Medieval Italy; Central Power and Local Society 400-1000. London
(Macmillan) 1981 [herdruk als Ann Arbor Paperback door The University of Michigan Press
1989; beredeneerde bibliografie];
- P. Delogu, Berengario II, in: Dizionario biografico degli Italiani, vol. 9. Roma (Societa Grafica
Romana) 1967, pag. 28-35;
- H.H. Kaminsky, Berengar II, in: Lexikon des Mittelalters, Bd. I. München-Zürich (Artemis)
1980, kol. 1933-1934.
(generatie 11-14)
- zie de werken, vermeld in de literatuur-opgave van Eindreeks 103 (pag. 36), alsmede:
- Dorothy Whitelock, English Historical Documents, vol. I (c. 500-1042), 2nd. ed. London (Eyre
Methuen, en Oxford University Press) 1979;
185 505
- P. J. Blok, in: Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, dl. 4. Leiden (A.W. Sijthoff)
1918, kol. 25-27;
- A.W. E. Dek, Genealogie der graven van Holland. 3e dr. 's-Gravenhage (Excelsior) 1956, pag.
56; 4e dr. Zaltbomme! (Europese Bibliotheek), pag. 63 [oorspr. diss. Amsterdam 1954];
- Hans Rail, in: Neue Deutsche Biographie, Bd. 1. Berlin (Duncker und Humblot) 1960, pag.
155-156[met uitgebreide opgave van ook Nederlandse literatuur];
- Max Kirnberger, Das Herzogtum Straubing-Holland 1353-1429. Straubing [uilgave van do
Stadt Straubing] 1967;
- D.E.H, de Boer, Een vorst trekt noordwaarts; de komst van Albrecht van Beieren naar de
Nederlanden (1358) in het licht van de ontwikkelingen in het Duitse Rijk, in:De Nederlanden
in de late Middeleeuwen, onder red. van D. E. H. de Boer en J. W. Marsilje. Utrecht-Nijmegen
(Het Spectrum) 1987 [Aula Paperback 145];
- H. van Wijn, Bijvoegsels en aanmerkingen voor het Derde Deel der Vaderlandsche Historie van
Jan Wagenaar. Amsterdam 1790.
(generatie 24)
- zie voor literatuur-opgave bij Eindreeks 206.
(generatie 25)
- Christian Haeutle, Genealogie (...) Wittelsbach [zie hierboven, gen. 17];
- Gregor Hövelmann, Die Anfange der Beziehungen zwischen Kleve und den Herzögen von
Burgund, in: Annalen des historischen Vereins für den Niederrhein 161 (1959), pag. 232-243;
- Gregor Hövelmann, in: Land im Mittelpunkt der Machte; die Herzogtümer Jülich-Kleve-Berg,
Kleve 1984 [tentoonstellingscatalogus Kleef en Düsseldorf 1984], pag. 359-360.
(generatie 26)
- F. Spehr, in: Allgemeine Deutsche Biographie, Bd. 11. Leipzig (Duncker und Humblot) 1880,
pag. 489-491 [hij werd niet beschreven in de Neue Deutsche Biographie];
- O. Hohnstein, Geschichte des Herzogtums Braunschweig. Braunschweig (F. Bartels Nachf.)
1908 [reprint: Hannover-Döhren (Harro v. Hirschheydt) 1979], speciaal pag. 226-233.
(generatie 27)
- Europaische Stammtafeln, hrsg. von Frank Baron Freytag von Loringhoven, Bd. III [licht
blauwe reeks]. Marburg (J. A. Stargardt) 1976, Tafel 77 [zonder bibliografie];
- W. German, in: Allgemeine Deutsche Biographie, Bd. 43, Leipzig (Duncker und Humblot)
1898, pag. 25;
- Hans Patze, art. Schleusingen, in: Handbuch der historischen Statten Deutschlands, Bd. IX
(Thüringen). Stuttgart (Alfred Kröner Verlag) 1968.
(generatie 28-29)
- Genealogisches Handbuch der Fürstlichen Ha'user, Bd. IV. Glücksburg (CA. Starke) 1956,
speciaal pag. 284;
- Das Buch der Stadt Hungen, hrsg. vom Magistrat der Stadt Hungen [Münchowsche Uni-
versitatsdruckerei Wilhelm Schmitz, Giessen] 1961;
- Europaische Stammtafeln, hrsg. von Frank Baron Freytag von Loringhoven, Bd. V [licht
blauwe reeks]. Marburg (J. A. Stargardt) 1978, Tafel 76;
- Karl E. Demandt, Geschichte des Landes Hessen [herziene herdruk van de 2e druk]. Kassei
(Johannes Stauda Verlag) 1980, speciaal pag. 511-512.
2/203. Lodewijk I 'de Vrome' 1, geb. Chasseneuil bij Poitiers tijdens de afwezigheid van zijn vader door diens veldtocht in Spanje (d.w.z. tussen 16-4 en de herfst van) 778; door paus Hadrianus I tot koning gezalfd Rome Pasen (15-4) 781 en door zijn vader als (onder)koning over Aquitanië aangesteld waar hij
1. Dat aan een keizersnaam het attribuut 'pius' (= de Vrome) wordt toegevoegd, was in die tijd zowel in geschriften en oorkonden, als op munten vrij gebruikelijk; pas in de 10de en 1 lde eeuw wordt het tot bijnaam van juist déze vorst, en kennelijk niet ten onrechte, aldus Schieffer pag. 316-317.
De op pag. 4 gegeven korte levensbeschrijving was nog die welke ook reeds in Gens Nostra 1968 pag. 242-243 werd gegeven; de nadien verschenen literatuur maakte echter enkele wijzigingen en aanvullingen gewenst.
508
onder voogdij opgroeit en een zorgvuldige religieus-literair gerichte opvoeding krijgt; zet na zijn meerderjarigheidsverklaring (Regensburg 791) het bestuur over Aquitanië voort, maar neemt deel aan tal van rijksdagen en veldtochten van zijn vader; kroont (na de dood van zijn oudere broers Karel en Pippijn) op last van zijn vader zichzelf naar Byzantijns ritueel tot keizer en wordt als mede-regent aangesteld Aken 11-9-813'; door de dood van zijn vader alleenheerser 28-1-814; voert in de eerste jaren nadien een voortreffelijk, vooral kerkelijk gericht bestuur, regelt de verhouding tot Rome opnieuw en wordt dan, als 'Festkrönung', nogmaals (door paus Stephanus IV) tot keizer gekroond Reims okt. 816; kondigt een regeling af voor het na zijn dood te voeren bestuur van het rijk (Ordinatio Imperii 2, Aken juli 817), welke hij echter in aug. 829 wijzigt ten gunste van de dan 6-jarige, uit zijn tweede huwelijk geboren zoon Karel 'de Kale', hetgeen tot een reeks oorlogen met zijn zoons leidt; wordt door hen gevangen genomen bij Colmar 30-6 en veroordeeld op een rijksdag in Compiègne okt. 833 tot publieke kerkelijke boetedoening in Soissons (Saint-Médard); wordt echter door zijn jongere zoons hersteld Saint-Denis 1-3-835 (dit bevestigd door hernieuwde kroning Metz (Saint-Etienne) 28-2-835); designeert, tijdens een van de steeds voortgaande veldtochten ziek geworden, zijn oudste zoon en medekeizer Lotharius I door toezending der rijksinsignia tot opvolger; overl. op een eiland in de Rijn bij Ingelheim 20-6-840, begr. Metz (Saint-Arnould) 3, tr. (1) ca. 794
Irmingard, overl. 3-10-818; dr. van Ingram graaf van de Haspengouw (Hes-baye);
tr. (2)febr. 819
Judith, geb. ca. 805, wordt tijdens de paleisrevolutie die na de begunstiging van haar zoon Karel plaatsvindt, gevangen gezet in het Radegundisklooster te Poi-tiers begin 830, maar komt weer vrij en wordt na een reinigingseed hersteld; wordt opnieuw ten val gebracht in 833 en dan opgesloten in het klooster Tortona in Noord-Italië, maar komt weer vrij 834; overl. Tours 19-4-843; dr. van Welf I [van Frankische herkomst, maar in 819 al gevestigd in Zwaben] en Eigilwi [van Saksische herkomst].
Uit het eerste huwelijk:
a. Lotharius I, zie nader hieronder.
Uit het tweede huwelijk:
b. Karel 'de Kale', zie nader Beginreeks 227, generatie 3 (pag. 327).
!. Aldus Regesta Imperii, pag. 216-217, onder vermelding der bronnen. De elfde september viel op zondag. Rösch (Caroli Magni Progenies I, pag. 68) vermeldt ten onrechte 12-9-813.
-• Deze benaming is niet contemporain, maar werd aan dit stuk gegeven door Alfred Boretius in zijn uitgave in de Monumenta (MGH, Capitularia I. Hannover (Hahn) 1883, nr. 136, pag. 270-273). Voor een beknopte, maar voortreffelijk geannoteerde weergave van deze zo vaak beschreven, uiterst verwarde kwestie zie men de in de literatuur-opgave genoemde opstellen van Ganshof.
3. Zijn graf werd tijdens de Franse Revolutie vernield: de vroeg-christelijke sarcofaag waarin hij begraven was geweest, werd verkocht en door de koper in stukken gehakt.
189 509
3/203. Lotharius 1, geb. 795 (waarschijnlijk in Aquitanië en aldaar opgegroeid); aangesteld tot (onder)koning in Beieren 814; bij de Ordinatio Imperii als opvolger aangewezen en door zijn vader tot keizer gekroond Aken juli 817; bestuurt Italië sinds de herfst van 822; wordt (als 'Festkrönung') nogmaals tot keizer gekroond door paus Paschalis I Rome Pasen (8-4-)823 en regelt het bestuur van de Kerkelijke Staat, als onderdeel van het rijk, via de Constitutio Romana; feitelijk mede-regent van zijn vader van 825 tot aug. 829 wanneer deze samenwerking door diens begunstiging van Karel de Kale abrupt eindigt en hij terugkeert naar Italië; keert zich (na diverse, kortstondige verzoeningen) echter samen met zijn broers Pippijn en Lodewijk tegen hun vader begin 833, die nadat zijn leger op het 'Leugenveld' bij Colmar naar hen is overgelopen zich door hen gevangen Iaat nemen en die hij nadien feitelijk laat afzetten (Compiègne; Sois-sons); houdt ook nadien zijn vader in Aken gevangen en beperkt (strevend naar volle uitvoering van de Ordinatio Imperii) invloed en machtsgebied van zijn broers, waarop deze alsnog de kant van hun vader kiezen; verliest een reeks gevechten tegen hen en wordt wederom op Italië beperkt herfst 834; verzoent zich opnieuw met zijn vader op de rijksdag van Worms juni 839 en wordt op diens sterfbed tot opvolger gedesigneerd; verlaat Italië en herneemt de suprematie over zijn broers naar de (nooit opgeheven) Ordinatio, maar verliest een uiterst bloedige veldslag tegen hen bij Fontenoy (bij Auxerre) 25-6-841, hetgeen als een godsoordeel voor een wezenlijke rijksdeling wordt gezien ten gunste van zijn broers Lodewijk 'de Duitser' en Karel 'de Kale', die hun bondgenootschap bevestigen door in de wederzijdse talen voor hun aanhang afgelegde eden bij Straatsburg 14-2-842; sluit na langdurige onderhandelingen met hen het verdelingsverdrag van Verdun aug. 843, waarbij hij bij zijn langgerekte middenrijk wel de keizerstitel behoudt, maar daaraan geen suprematie over het West- en Oostfrankische rijk zal kunnen ontlenen; proclameert met beide broers in 'fra-ternitas' te zullen regeren Thionville okt. 844, maar krijgt een heftig geschil met Karel wanneer diens vazal Giselbert zijn dochter ontvoert 846, waarna pas vrede gesloten wordt (met legitimatie van het voltrokken huwelijk) Péronne jan. 849; verdeelt, ziek geworden, zijn rijk over zijn drie zoons, treedt in het klooster te Prüm 23-9, overl. 29-9-855 en begraven aldaar 5, tr.okt. 821
Ermengard, sticht uit haar morgengave het klooster Erstein (aan de 111, Elzas); overl. 20-3-851; dr. van Hugo graaf van Tours en Ava N.
Uit dit huwelijk:
a. Lotharius II, zie nader hieronder.
b. een dochter ('Irmingard'), volgt Beginreeks 213, generatie 4 (pag. 259).
1. Het klooster te Prüm word omstreeks 762 door Lotharius' overgrootouders (Pippijn III 'do Korte' en Bertrada) hersticht en rijkelijk begiftigd; de oorspronkelijke kerk werd in de jaren 1721-29door een barok-nieuwbouvv vervangen, waarbij men het stoffelijk overschot van Lotharius I (dat zich bevond voor het hoofdaltaar van het oorspronkelijke gebouw) herbegroef. Bij renovatiewerkzaamheden in 1860 van dit na de vrede van Lunéville (1801) geseculariseerde klooster werd het graf teruggevonden; het stoffelijk overschot werd, samen met een aantal relieken, overgebracht in een door keizer Wilhelm I in 1874 geschonken nieuwe sarcofaag in de zuidwand van het koor. De inscriptie is niet die van de eventuele oorspronkelijke grafplaat, doch word ontleend aan een geschrift van Rhabanus Maurus.
510